Ik zal u zeven juweeltjes voorstellen, maar ik raad u aan contact op te nemen met uw plaatselijke vogelclub of ornithologische vereniging voor de “beste plek” bij u in de buurt, die globaal zal variëren naargelang het seizoen en terrein/habitat.
Eerst enkele bekentenissen: Ik doe niet aan ‘LBJ’s’ (de zogenaamde “little brown jobs” – kan van alles zijn, van een grasmus tot een mus tot iets grauws, maar exotisch voor zover het mijn expertise betreft); ik heb niet overal een verrekijker bij me, laat staan een ‘scope’; ik houd niet langer een tekenlijst bij; ik was vorig jaar niet in staat om een paar Groene Zandlopers te identificeren die aan de oevers van onze kleine gierlagune leefden zonder hulp in te roepen.
Dat gezegd hebbende, vogels kijken heeft mij altijd gefascineerd – ik praat graag over vogels met zowel deskundigen als enthousiaste amateurs, en vogelobservatie maakt elke wandeling voor mij compleet. Ik herinner me dat ik op school in de ‘Veldclub’ zat en ’s morgens heel vroeg naar de heide ging om Korhoenders te spotten. Op een avond maakten we een uitstapje naar de Somerset Levels om te proberen nachtzwaluwen te zien (missie volbracht) – echt magisch. Op school hebben ze me veel nuttige dingen geleerd over het waarderen van ornithologie door het leven heen, zonder al te obsessief te worden: leren kijken naar veldsporen (kenmerkende kleur, vorm of habitus bijvoorbeeld), en vooral observeren en genieten van het moment en alles waarin het wordt ondergedompeld. Deze herinneringen, met vogels als hoogtepunten, gaan evenzeer over plaats en gelegenheid en kameraden als over het wachten en de verwachting van de ‘plek’. Er was een Gyr Valk in de schemering in Noord IJsland in september (dat was echt magisch – waarschijnlijk het hoogtepunt van alles wat door kan gaan als een vogelobservatie hobby in mijn leven) – wit, stil, laag vliegend uit een groeiende avond sneeuwbui: prachtig! Het geluid (en het zicht) van duikers op Scandinavische meren; arenden die eenden terroriseren in Marokko; en honderdduizenden flamingo’s die de randen van terugtrekkende Keniaanse meren versieren. Wat te denken van de Rode Wouwen die langzaam de Britse eilanden herkoloniseren vanaf de bodem van de M40. Ik raakte verslingerd aan die prachtige vogels, hun gevorkte staarten en verbazingwekkende vluchtpatronen (zelfs vliegcapriolen – ze kunnen voedsel in de lucht vangen en ‘op een sixpence draaien’), toen ik er als kind voor het eerst een zag tijdens een lang, besneeuwd weekend in het uiterste westen van Wales (ik herinner me ook het huisje, de Rabbit Stew en het sleeën op platen: zie je hoe de vogel een geheugenkatalysator is). Zoveel herinneringen – maar hoe zit het met de ‘beste plaatsen’, ‘juweeltjes’?