Eind september 2011 heeft het nationale bosbeleid van Rwanda de eerste plaats behaald bij de jaarlijkse prijs voor beleid dat gericht is op het creëren van betere levensomstandigheden voor toekomstige generaties, een prijs die wordt gesteund door de Verenigde Naties. Aangezien 2011 door de VN was uitgeroepen tot jaar van de bossen, was dat het thema van de prijzen die dit jaar werden gesponsord door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO). De tweede plaats was voor de Verenigde Staten en een ander Afrikaans land, Gambia, met zijn communautair bosbeleid. Nu Afrikaanse landen de gouden en zilveren medailles voor bosbouw in de wacht slepen, rijst logischerwijs de vraag wat de rest van de wereld kan leren van twee van haar armste landen op het gebied van duurzaam bosbeheer en investeringen in de bosbouw.
De Republiek Rwanda is een Afrikaans land waar tussen de jaren 1960 en 1990 65% van de bossen verloren zijn gegaan. De situatie werd nog gecompliceerder door de genocide van 1994, die ook een negatieve invloed had op het milieu en de bossen in het land door de toenemende vraag naar hout dat nodig was voor de wederopbouw die daarop volgde. De algemene degradatie van bodem, water, land en bosbestanden vormde een enorme uitdaging voor de toekomst van het voortbestaan van de natie.
Ondanks de bestaande druk op de grond en de bevolking is Rwanda er echter in geslaagd het afnemende bosareaal om te buigen. De gedachte achter de goedkeuring van milieu- en bosherstelmaatregelen was dat zorg voor het milieu zou helpen de armoede te verminderen en het overleven van de bevolking veilig te stellen, die naar verwachting in de loop van de komende 30 jaar zou verdubbelen.
Het prijswinnende beleid van Rwanda werd in 2004 ingevoerd om massale herbebossing te bevorderen, aangezien het land in datzelfde jaar het Kyoto-protocol ratificeerde. De plaatselijke bevolking werd betrokken bij aanplantingsactiviteiten die inheemse soorten in het gebied bevorderden. Tot de maatregelen behoorden ook agrobosbouw en voorlichting over bosbeheer. Investeringen in bosbouw en duurzame ontwikkeling resulteerden in een veelheid van ecologische, sociale en economische voordelen. Het nationale bosbeleid heeft ervoor gezorgd dat het bosareaal van Rwanda tussen 1990 en 2010 met 37% is toegenomen. Voorts is Rwanda een pionier geworden in het verbieden van plastic tassen door in 2008 een wet aan te nemen tegen het gebruik van niet-biologisch afbreekbare plastic tassen.
Een van de toekomstige uitdagingen voor Rwanda’s duurzaam bosbeheer is de doelstelling om het bosareaal tegen 2020 te verhogen tot 30% van het totale landareaal, en tegen 2035 een grootschalig herstel van het boslandschap te bewerkstelligen, zoals de Rwandese minister van Land- en Milieubeheer tijdens de negende zitting van het VN-bossenforum heeft aangekondigd. Gezien de reeds geboekte vooruitgang klinkt een dergelijke verklaring niet al te optimistisch.
Terwijl Rwanda’s benadering van duurzame bosontwikkeling meer geïnstitutionaliseerd lijkt te zijn, steunt het Gambiaanse model op het beheer van gemeenschapsbosbouw. Gambia staat bekend als een van de armste landen ter wereld, waar een derde van de bevolking onder de internationale armoedegrens leeft. Desondanks is Gambia erin geslaagd het bosareaal in de afgelopen twee decennia met 8,5% te laten toenemen.
De essentie van het vernieuwende Gambiaanse bosbouwbeleid is de gefaseerde aanpak om bosgrond in staatseigendom over te dragen aan gemeenschappen en deze permanent eigenaar te maken. Een van de positieve resultaten van deze strategie was ook de vermindering van illegale houtkap en bosbranden. Hoewel het succes van het Gambiaanse bosbouwbeleid niet zonder hulp van de FAO tot stand is gekomen, zijn de inspanningen van de Gambiaanse regering om de bossen in handen van de plattelandsbevolking te laten zeer geprezen. Het is de bedoeling om tegen 2016 ongeveer de helft van de Gambiaanse bossen onder gemeenschapsbeheer te plaatsen.
Het internationaal erkende succes van het bosbeheerbeleid dat in deze twee Afrikaanse landen wordt gevoerd, lijkt nauw samen te hangen met de inspanningen van de VN om van duurzaam bosbeheer een winstgevende onderneming te maken, wat op zijn beurt heeft geleid tot populariteit van bosbouwinvesteringen en een toenemende vraag naar REDD-kredieten voor koolstofdioxide.
In deze context zijn de inspanningen van Afrikaanse regeringen om manieren te zoeken om duurzame bosbouwontwikkeling te bevorderen eerder bemoedigend, vooral in gevallen waar de plaatselijke bevolking de kans krijgt om te participeren via gemeenschapsbeheer. Dit leidt op zijn beurt tot een groter sociaal bewustzijn ten aanzien van het behoud van bossen en tot het ontstaan van eisen voor houtbedrijven om een percentage van hun winst te besteden aan de ontwikkeling van lokale gebieden. Een recent voorbeeld is een enorm bosbouwproject dat de Mozambikaanse regering heeft goedgekeurd in de provincie Zambezia. Tot de voordelen die het project naar verwachting voor de plaatselijke gemeenschap zal opleveren, behoren de aanleg van sociale infrastructuur en de bouw van een fabriek voor zonnepanelen in de provincie Maputo.